Vondsten in Tanzania's Olduvai Gorge onthullen hoe de mens zich in de oudheid aanpaste aan veranderingen
On december 6, 2021 by adminHet vermogen om zich aan te passen aan veranderende omgevingen heeft diepe wortels. In een door technologie gedreven wereld verwarren mensen aanpassingsvermogen vaak met technologische verandering, vooral als het gaat om het navigeren door ongunstige klimaten en plaatsen. Maar niet elke technologische revolutie is een gevolg van veranderingen in het milieu.
Soms stelden bestaande gereedschapssets – die bijvoorbeeld bestonden uit eenvoudige snij- en schraapschilfers – de vroege mens in staat om nieuwe hulpbronnen te exploiteren en onder veranderende omstandigheden te gedijen. Als soort wordt de mens ook gekenmerkt door het vermogen om snel gebruik te maken van een verstoorde omgeving. En, zoals nieuw onderzoek uitgevoerd in Tanzania’s Olduvai Gorge onthult, was dit aanpassingsvermogen miljoenen jaren geleden al duidelijk.
Onze nieuwe studie, gepubliceerd in Nature Communications, is het resultaat van een echte team en multidisciplinaire inspanning. Hoofdonderzoekers uit Canada en Tanzania werkten samen met partners in Afrika, Noord-Amerika en Europa om een grote verzameling stenen werktuigen, fossiele botten en chemische proxies van gebits- en plantaardige materialen te beschrijven. We onderzochten ook de microscopische stukjes silica achtergelaten door planten, oude pollen, en houtskool uit de lucht van natuurlijke branden opgehaald uit oude rivierbeddingen en meer ontsluitingen in de Serengeti vlaktes.
De door ons verzamelde gegevens vormen samen het vroegste bewijs voor menselijke activiteit in de Olduvai Gorge: ongeveer 2 miljoen jaar geleden. Het toont ook aan dat de vroege mens een grote diversiteit aan habitats gebruikte, terwijl hij zich aanpaste aan voortdurende veranderingen.
Oost-Afrika is een van de belangrijkste regio’s ter wereld voor onderzoek naar de oorsprong van de mens. Het beschikt over buitengewone records van uitgestorven soorten over een periode van enkele miljoenen jaren. Gedurende meer dan een eeuw hebben paleoantropologen de sedimentaire afzettingen onderzocht en fossielen van hominidae opgegraven in onderzoeken en opgravingen. Maar het verband tussen deze fossielen en hun milieucontext blijft ongrijpbaar. Dat komt omdat er niet veel paleoecologische datasets zijn die direct gekoppeld zijn aan de culturele resten van uitgestorven vroege mensen. Onze studie is een belangrijke stap in het opvullen van die leemte.
Verschillende artefacten en gegevens
De dataset werd verkregen tijdens een recent onderzoek van het onontgonnen westelijke deel van het antieke bekken. De plaats wordt Ewass Oldupa genoemd; in de Maa taal die door de plaatselijke bewoners wordt gesproken, betekent dit “de weg naar de kloof”. Het is een toepasselijke naam: de plaats ligt aan de rand van het ravijn en op de bodem ervan. Hier onthult de blootgelegde kloofwand twee miljoen jaar geschiedenis.
Het team werkte bij de opgraving van de site nauw samen met Maasai-geleerden en -gemeenschappen. De onderzoeksgroep maakte gebruik van een grote groep deelnemers, mannen en vrouwen, geselecteerd door de plaatselijke gemeenschap. En naast de gemeenschapsactiviteiten in de nationale taal Swahili, bieden we twee Maasai-geleerden die geïnteresseerd zijn in archeologie en erfgoed, samen met enkele andere Tanzanianen, de mogelijkheid om een opleiding te volgen aan een universiteit.
De blootgelegde stenen werktuigen behoren tot de “cultuur” die archeologen identificeren als de Oldowan. Dit is een mijlpaal die de vroege mens voorstelt die op nieuwe manieren met zijn omgeving omging, bijvoorbeeld door dieetinnovaties waarbij vlees en planten worden gecombineerd. In Oost-Afrika ontstond de Oldowan ongeveer 2,6 miljoen jaar geleden.
De concentratie van stenen werktuigen en dierlijke fossielen is het bewijs dat zowel mensen als fauna zich rond waterbronnen verzamelden. We hebben ook geleerd dat Oldowan-hominiden hun netten wijd uitstrekten voor hulpbronnen. Onze gegevens onthullen dat de vroege mens stenen voor werktuigen met zich meedroeg die hij uit verre bronnen aan de overkant van het bekken, 12 km oostelijker, had verkregen. Zij ontwikkelden ook de flexibiliteit om gebruik te maken van verschillende veranderende omgevingen.
Uw onderzoek toont aan dat de geologische, sedimentaire en plantaardige landschappen rond Ewass Oldupa veel en snel veranderden. Toch bleven de mensen hier gedurende meer dan 200.000 jaar terugkomen om de plaatselijke hulpbronnen te gebruiken. Zij maakten gebruik van een grote verscheidenheid van habitats: varenweiden, bosmozaïeken, natuurlijk verbrande landschappen, palmbossen aan de rand van het meer, steppen. Deze habitats werden regelmatig bedekt door as of omgewerkt door massastromen in verband met vulkaanuitbarstingen.
Dankzij radiometrisch werk in het verleden en in de toekomst – met behulp van de Argon-methode, die de afzetting dateert van vulkanisch materiaal dat de archeologische vondsten omhult – konden we deze artefacten dateren in een periode die bekend staat als het Vroeg-Pleistoceen, 2 miljoen jaar geleden.
Wat niet duidelijk is, is welke hominensoort de werktuigen heeft gemaakt. We hebben geen fossielen van de hominensoort gevonden, maar de resten van Homo habilis zijn gevonden in de jongere sedimenten van een andere vindplaats op slechts 350 meter afstand. Het is waarschijnlijk dat ofwel Homo habilis ofwel een lid van het geslacht Paranthropus – waarvan eerder ook resten zijn gevonden in Olduvai Gorge – de werktuigmaker was. Meer onderzoek zal nodig zijn om zeker te zijn.
Samenwerking
Een van de redenen waarom dit onderzoek zo belangrijk is, is dat het, opnieuw, de waarde van samenwerking laat zien. Archeologen, geowetenschappers, biologen, chemici en materiaalkundigen waren allemaal betrokken bij het onderzoek bij Ewass Oldupa.
Dankzij de vele monsters en artefacten die deze deskundigen hebben verzameld en geanalyseerd, weten we nu ook dat de aanpassing aan grote geomorfische en ecologische transformaties geen invloed had op de technologie die de hominins gebruikten. Zij zwierven door vele habitats maar gebruikten slechts één gereedschapskist, te midden van onvoorspelbare omgevingen.
Dit is een duidelijk teken dat de mens 2 miljoen jaar geleden technologisch niet beperkt was en reeds de capaciteit bezat om zijn geografisch bereik uit te breiden, aangezien hij klaar was om een veelheid van habitats in Afrika – en mogelijk ook daarbuiten – te exploiteren.
Geef een antwoord