Voelt u zich door God in de steek gelaten?
On november 2, 2021 by adminHeeft u zich ooit door God in de steek gelaten gevoeld? Voor een christen is er misschien geen ergere ervaring. Net als een vierjarig meisje dat plotseling haar ouders kwijt is in de drukte van een overvol winkelcentrum, voel je je afgescheiden, alleen, vergeten. In sommige Psalmen voelt de psalmist zich niet alleen verloren in de menigte, maar hij vreest ook dat God niet eens naar hem op zoek is gegaan (Ps. 13:1-4).
De Psalmen 42 en 43 schetsen precies zo’n beeld. Hoewel ze in onze Engelse Bijbels twee afzonderlijke liederen vormen, geloven de meeste geleerden dat ze oorspronkelijk bij elkaar hoorden. Dezelfde vragen doorspekken beide klaagliederen: “Waarom zijt gij nedergeworpen, o mijn ziel?” (Pss. 42:5, 11; 43:5) en “Waarom treur ik vanwege de verdrukking van de vijand?” (Pss. 42:9; 43:2). Van de twee heeft alleen de eerste een titel, en Psalm 43 sluit vrij mooi de gedachtestroom van zijn voorganger af.
De pijn van de psalmist is scherp, en zijn punt is duidelijk: hij voelt zich verlaten, en hij wil weten waarom. Wanneer we door zulke perioden gaan (en dat zullen we), hoe moeten we dan reageren? Er zijn een aantal lessen te leren.
Ten eerste, het is goed om te klagen over Gods schijnbare afwezigheid. De gezonde ziel blijft acuut gevoelig voor de nabijheid van God. Wanneer God zich lijkt terug te trekken, merken we dat op. Wanneer God ver weg lijkt, is laissez-faire tevredenheid geen deugd; God wil dat wij onze eerlijke petities bij Hem brengen en heeft ons een sjabloon gegeven om te gebruiken wanneer we dat doen.
De psalmist beschrijft zijn nalatigheid vanuit drie perspectieven. Ten eerste klaagt hij over de ervaringsafstand van God (Ps. 42:1-2). Dorstig zucht hij naar de Heer (Ps. 42:1-5). Zijn ziel voelt verbrijzeld als een bot (Ps. 42:10). Vervolgens is er een zichtbare component aan deze verlatenheid – hij voelt zich niet alleen verlaten; hij ziet er ook uit als een door God verlaten verlaten verlatene. Luister hoe vijandige stemmen hem bestoken met de minachtende vraag: “Waar is uw God?” Deze woorden moeten hem hebben verbijsterd; hij herhaalt ze (Ps. 42:3, 10). Het is alsof zijn vijanden zeggen: “We weten allemaal dat je in de steek bent gelaten. Zie het onder ogen!” Als antwoord hierop weent hij lang en hard (Ps. 42:3). Ten derde beschrijft hij een geografische component van zijn gevoel van scheiding (Ps. 42:6). Bedenk dat Jeruzalem in het Oude Testament het zwaartekrachtscentrum van het beloofde land was. Zij die binnen haar muren woonden, woonden in de voorsteden van de heerlijkheid. Onze psalmzanger echter, die helemaal in het noorden opgesloten zat in de woestijn bij de berg Hermon, was zo ver als maar mogelijk was van de Heilige Stad en de “getabernaste” aanwezigheid van God daarin.
God heeft ons zulke klaagliederen gegeven omdat Hij weet dat we ze nodig zullen hebben. We kunnen allemaal tijden verwachten waarin we ons op alle denkbare manieren afgesneden zullen voelen van God. We zullen geneigd zijn te concluderen: “Al deze dingen zijn tegen mij.” Deze psalm herinnert ons eraan dat zulke angsten niet abnormaal zijn. Onze ziel functioneert niet slecht; anderen hebben deze weg al eerder bewandeld. Wij zijn niet alleen. Ook al voelt de psalmist zich in de steek gelaten, de Heilige Geest heeft hem niet verlaten. Hij is immers Degene die de woorden van dit lied inspireert. Vrees dus niet – God is altijd veel dichterbij dan Hij zich voelt.
De tweede les uit de duisternis: als we ons verlaten voelen, moeten we door die gevoelens heen reiken naar diepere, zekerder waarheden. Uiteindelijk is het niet wat je voelt, maar wat je weet, dat telt.
Kijk hoe de psalmist in geloof reikt naar de onontkoombare voorzienigheid van God: “Diep roept tot diep bij het gebulder van uw watervallen; al uw brekers en uw golven zijn over mij heen gegaan.” (Ps. 42:7, cursivering van mij). Hij voelt zich alsof hij op de plaats is waar de golven breken en de donder naar de kust rolt. Een van mijn jeugdvrienden had deze ervaring toen hij op vakantie was in Hawaii. Hoewel hij een van de sterkste wedstrijdzwemmers in Ierland was, was zijn slag geen partij voor de brandingzone. Ik zal nooit vergeten hoe hij het gevoel van hulpeloosheid beschreef toen golf na golf op hem neerbeukte en hem herhaaldelijk de diepte in duwde. Elke keer dat hij zich een weg naar de oppervlakte vocht, had hij steeds minder lucht in zijn longen en steeds meer water in zijn buik, maar er was altijd weer de volgende golf. De laatste keer kwamen alleen zijn handen boven water, en wie weet wat er gebeurd zou zijn zonder de sterke hand van een alerte badmeester? Maar voor de psalmist hier, terwijl hij in de diepte zinkt, is er geen goddelijke hand in zicht. Op dit moment, wanneer de meesten zouden wanhopen, reikt het geloof door de verwarring heen, door de golven, en grijpt de eigenaar ervan. Heb je dat detail opgemerkt? Is het u opgevallen aan wie deze golven toebehoren? Ze behoren God toe. De psalmist noemt ze “uw brekers.” Er is troost hier voor het kind van God. Wij zijn niet de speelbal van het lot of van toevallige omstandigheden. Hij houdt zelfs de sterkste golven stevig (en vriendelijk) in Zijn hand (Ps. 66:10-12). “Elke vreugde of beproeving komt van boven.” “Al schijnt het kwaad dikwijls nog zo sterk, God is toch de overste.”
Geef een antwoord