Totally History
On januari 7, 2022 by adminHet boek Titus is een epistel dat aan Titus werd geschreven om hem te helpen zijn leiderschap op Kreta te leiden.
“2 Timoteüs | Titus | Philemon” |
1 | 2 | 3 |
” Alle Boeken in de Bijbel “
Paulusgroet aan Titus
In Titus hoofdstuk 1 vermeldde Paulus dat Titus een medegelovige was in het Woord van Christus en wenste hem genade en barmhartigheid toe. Bovendien hoopte Paulus dat de brief de gemeenten op Kreta zou helpen het Woord van de Heer te volgen. Titus zou dan de kennis hebben om leiders en voorgangers te selecteren die in staat zouden zijn de verleidingen te weerstaan die voor hen zouden komen.
Kerkleiders selecteren
Titus werd op Kreta achtergelaten om te helpen de orde te herstellen en oudsten te kiezen die de juiste kwalificaties hadden om leiding te geven. Paulus legde in Titus hoofdstuk 1 specifiek uit hoe de beste leiders voor de kerk geselecteerd moesten worden. In deze tijd infiltreerden veel valse leraren in de kerken om rijkdom en macht te vergaren. Dit eerste gedeelte van Paulus’ brief aan Titus waarschuwde voor deze mannen.
Kwalificaties van een ouderling
Paulus vertelde Titus dat een ouderling zonder veroordeling op zijn strafblad moet zijn. Bovendien moet een bisschop of ouderling een man zijn die hartelijk en gastvrij is voor iedereen, ook voor vreemden. Hij moet ook goed onderlegd zijn in het Woord van God.
Deze kennis die hij bezit moet aan anderen onderwezen kunnen worden op een manier die zij kunnen begrijpen. Een andere kwalificatie die Paulus aan Titus opdroeg om in een ouderling te zoeken, was zijn trouwe daden en dat hij trouw was aan zijn woord.
Meer kwalificaties van een ouderling
Eén van de belangrijkste kwalificaties van een ouderling was het vermogen om degenen die de Schrift niet volgden aan te klagen. Deze ouderlingen moesten zich ontdoen van de mannen die nog steeds geloofden in valse profeten en die de geesten van het gewone volk negatief beïnvloedden.
De ware oudsten van de kerk moesten ook een scherp oog hebben om deze bedrieglijke mannen te herkennen die zelfzuchtige manieren en oude fabels met zich meebrachten die de macht van de ene ware God niet respecteerden. Deze valse priesters beweerden God te kennen, maar hun zondige daden toonden het tegendeel.
Volgende hoofdstuk”
Titus 1 (King James Version)
1 Paulus, een dienstknecht Gods en een apostel van Jezus Christus, naar het geloof der uitverkorenen Gods, en naar de erkentenis der waarheid, die naar de godzaligheid is;
2 In de hoop op het eeuwige leven, hetwelk God, die niet liegen kan, beloofd heeft eer de wereld begon;
3 Maar te zijner tijd zijn woord geopenbaard heeft door de prediking, die mij naar het gebod van God, onzen Zaligmaker, is opgedragen;
4 Aan Titus, mijn eigen zoon naar het gemeenschappelijk geloof: Genade, barmhartigheid en vrede, van God, den Vader, en den Heere Jezus Christus, onzen Zaligmaker;
5 Daarom heb ik u op Kreta achtergelaten, opdat gij hetgeen ontbreekt in orde zoudt brengen, en in elke stad ouderlingen zoudt aanstellen, gelijk ik u gesteld had;
6 Indien iemand onberispelijk is, de man van één vrouw, hebbende getrouwe kinderen, die niet beschuldigd worden van oproer of ongeregeldheid.
7 Want een bisschop moet onberispelijk zijn, als een rentmeester Gods; niet eigengereid, niet spoedig boos, niet aan den wijn gegeven, geen twistgierige, niet aan vuile lucre gegeven;
8 Maar een liefhebber der gastvrijheid, een liefhebber der goeden, nuchter, rechtvaardig, heilig, gematigd;
9 Vasthoudende aan het getrouwe woord, gelijk hem geleerd is, opdat hij door de gezonde leer beide moge vermanen en de tegensprekers overtuigen.
10 Want er zijn vele ongeregelde en ijdele sprekers en bedriegers, vooral zij der besnijdenis:
11 Wiens monden gestopt moeten worden, die ganse huizen ondermijnen, lerende dingen, die zij niet behoren te doen, om der smerige lucre’s wil.
12 Een hunner, ja een profeet hunner, zeide: De Kretenzers zijn altijd leugenaars, slechte beesten, trage buiken.
13 Dit getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherp, opdat zij gezond zijn in het geloof.
14 Geef geen acht op de Joodse fabelen en geboden der mensen, die zich van de waarheid afwenden.
15 Voor de reinen zijn alle dingen rein; maar voor hen, die verontreinigd en ongelovig zijn, is niets rein, maar zelfs hun verstand en geweten zijn verontreinigd.
16 Zij beweren, dat zij God kennen, maar in hun werken verloochenen zij Hem, omdat zij verfoeilijk zijn, en ongehoorzaam, en tot alle goed werk afvallig.
Volgende hoofdstuk”
Geef een antwoord