Revisiechirurgie bij persisterend en recidiverend carpaaltunnelsyndroom en bij mislukte carpaaltunnel release

Achtergrond: Carpale tunnel release is een van de meest frequent uitgevoerde handoperaties. Echter, persisterende, recidiverende, of geheel nieuwe symptomen na carpale tunnel release blijven een moeilijk probleem.

Methoden: Een retrospectieve beoordeling van de chirurgische bevindingen en uitkomsten van 50 opeenvolgende patiënten die 55 revisie carpale tunneloperaties hadden ondergaan, werd uitgevoerd.

Resultaten: De initiële carpale tunnel release was een endoscopische techniek in 34 handen en een open techniek in 21 handen. Vierendertig handen bleven persisterende symptomen houden, 18 handen hadden recidiverende symptomen, en drie handen hadden volledig nieuwe symptomen. Re-exploratie toonde een incomplete release bij 32 patiënten. Circumferentiële fibrose rond de nervus medianus werd bij alle patiënten gevonden. Zesenveertig procent van de patiënten met recidiverende symptomen hadden een lichte palmaire subluxatie van de n. medianus. Externe neurolyse werd uitgevoerd bij 41, epineurectomie werd uitgevoerd bij 15, synoviale of hypothenar vetlap bedekking werd uitgevoerd bij acht, en radiale onderarm adipofasciale flap bedekking werd uitgevoerd bij drie handen. Symptomatische verbetering na revisiechirurgie na open carpale tunnel release was iets beter (90 procent) vergeleken met na endoscopische carpale tunnel release (76 procent), maar volledige verlichting van de symptomen na revisiechirurgie was vergelijkbaar na open (57 procent) of endoscopische (56 procent) technieken. Tien patiënten (20 procent) vertoonden geen verbetering en vijf patiënten hadden een derde operatie nodig.

Conclusies: Een klein aantal patiënten (1) blijft persisterende symptomen houden na carpale tunnel release vanwege onjuiste diagnose of onvolledige release van het transversale carpale ligament; (2) ontwikkelen recidiverende symptomen veroorzaakt door circumferentiële fibrose; of (3) ontwikkelen volledig nieuwe symptomen, wat meestal iatrogeen letsel aan takken van de nervus medianus impliceert.

Klinische vraag/niveau van bewijs: Therapeutisch, IV.