Psalm 121
On januari 19, 2022 by adminDit is het tweede van de serie psalmen die de titel dragen van Een Lied van Opstijgingen. Als een lied dat door reizigers wordt gezongen, is dit bijzonder relevant voor het vertrouwen dat op God wordt gesteld tijdens de reis.
“David Livingstone, de beroemde zendeling en ontdekkingsreiziger van het Afrikaanse continent, las Psalm 121 en Psalm 135, waarin God wordt geprezen voor zijn soevereine heerschappij over alle dingen, toen hij met zijn vader en zuster de eredienst hield voordat hij in 1840 naar Afrika vertrok. Zijn schoonmoeder, mevrouw Moffat, schreef hem in Linyardi dat Psalm 121 altijd in haar gedachten was als ze aan hem dacht en voor hem bad”. (James Montgomery Boice)
A. Hulp van de HEERE, de Schepper van allen en helper van Israël.
1. (1-2) Hulp van Jahweh.
Ik zal mijn ogen opheffen naar de heuvels-
Vanwaar komt mijn hulp?
Mijn hulp komt van de HEERE,
Die hemel en aarde gemaakt heeft.
a. Ik zal mijn ogen opheffen naar de heuvels: De zanger van deze psalm keek naar de heuvels, waarschijnlijk de heuvels van Jeruzalem in de verte, terwijl hij naar de stad reisde om zijn pelgrimstocht te vervullen.
i. “De zanger is nog ver van de aangewezen plaats van aanbidding, terwijl hij zijn ogen opheft naar de bergen in de verte. Hij is echter niet ver van Jehovah. In Jehovah’s bewaring, ook al is hij ver van het centrum van de uiterlijke aanbidding, beseft de pelgrim zijn veiligheid.” (Morgan)
ii. Het punt is prachtig. De zanger begreep dat de groep niet in Jeruzalem hoefde aan te komen voordat ze onder Gods beschermende zorg kwamen. Hij zou over hen waken tijdens de reis. God is net zo aanwezig op de reis als op de bestemming.
iii. Er zijn twee andere suggesties van wat bedoeld werd met dit opzien naar de heuvels, hoewel die minder waarschijnlijk zijn.
– Sommigen suggereren dat dit een overweging was van de hoge plaatsen waar afgodendienaars hun altaren plaatsten (Numeri 22:41, Deuteronomium 33:29, 1 Koningen 12:31).
– Sommigen suggereren dat dit een angstige blik was naar de heuvels, op zoek naar gevaar en dreiging van vaak aanwezige rovers en bendes.
b. Mijn hulp komt van de HEER: De reiziger keek naar Jeruzalem als zijn doel, maar zijn vertrouwen was niet in die stad zelf. Hulp zou komen van de God die hemel en aarde gemaakt heeft. De Schepper zou zijn helper zijn.
i. “De enige bron van ‘hulp’ komt van Jahweh, die, als Schepper, onbeperkte macht heeft.” (VanGemeren)
ii. “Wat hij ons vertelt is dat zijn blik niet ophield toen hij omhoog keek naar de heuvels, maar dat hij verder keek dan die heuvels naar God, die de bergen heeft gemaakt.” (Boice)
iii. “De Stad van God en de Tempel zijn begeerlijk en verheugend; de bergen waarop zij rusten zijn gedenkwaardig. Maar niet van hen komt hulp voor noodlijdende zielen; het komt van Jehovah.” (Morgan)
2. (3-4) De hulp die God brengt.
Hij zal niet toelaten dat uw voet wordt bewogen;
Hij die u bewaart, zal niet sluimeren.
Waarlijk, Hij die Israël bewaart
zal niet sluimeren noch slapen.
a. Hij zal niet toelaten dat uw voet wordt verzet: God zou Zijn volk helpen door hen op een vaste plaats te vestigen, hen te laten staan en niet toe te laten dat hun voet wordt bewogen.
i. “Het fundament, Gods oneindige macht en goedheid, waarop gij staat, kan niet bewogen worden; en terwijl gij op dit fundament staat, kan uw voet niet bewogen worden.” (Clarke)
ii. “Onze voeten zullen bewegen in vooruitgang, maar zij zullen niet bewogen worden tot hun omverwerping.” (Spurgeon)
iii. Voor de christen herinnert ons dit aan de beginselen die gevonden worden in Efeziërs 6:11 en 13 – dat de gelovige een plaats moet vinden om te staan, en dit kan alleen gedaan worden door naar de Heer te kijken en te vertrouwen op Hem die niet zal toestaan dat je voet wordt bewogen.
iv. De positie van de gelovige in Jezus is indrukwekkend.
– Wij staan in genade (Romeinen 5:2).
– Wij staan in het evangelie (1 Korinthiërs 15:1).
– Wij staan in moed en kracht (1 Korinthiërs 16:13).
– Wij staan in geloof (2 Korinthiërs 1:24).
– Wij staan in christelijke vrijheid (Galaten 5:1).
– Wij staan in christelijke eenheid (Filippenzen 1:27).
– Wij staan in de Heer (Filippenzen 4:1).
– Het doel: Wij zullen volmaakt en volkomen staan in de wil van God (Kolossenzen 4:12).
b. Hij die u bewaart: Dit is de eerste van zes keer in deze korte psalm dat het Hebreeuwse woord shamar (vertaald houdt en bewaart) wordt gebruikt. Het thema is dat God over Zijn volk zal waken zoals een wachter over de stad waakt of over het gezelschap van reizigers.
i. “Deze psalmist is zo verzonken in de gedachte aan zijn Bewaarder dat hij nauwelijks zijn gevaren noemt. Met blijde zekerheid van bescherming, zegt hij steeds weer dat ene woord dat zijn amulet is tegen vijanden en angsten. Zes keer in deze paar verzen komt de gedachte terug dat Jehovah de Bewaarder is van Israël of van de enkele ziel.” (Maclaren)
ii. “Het Goddelijk Wezen stelt Zich voor als een wachter, die zorg draagt voor de stad en haar inwoners gedurende de nachtwaken; en die nooit wordt ingehaald door sluimering of slaperigheid.” (Clarke)
c. Hij die u bewaart, zal niet sluimeren: Wanneer we naar de HEERE omzien, hebben we vertrouwen in het feit dat God niet slaapt. Dit idee wordt in vers 4 herhaald om het te benadrukken. Gods wakend oog is altijd open, Hij kijkt met liefde en zorg naar Zijn volk.
i. In zijn confrontatie met de profeten van Baäl op de berg Karmel, bespotte Elia de afgodsprofeten toen Baäl niet antwoordde, zeggende van Baäl dat hij misschien slaapt en gewekt moet worden (1 Koningen 18:27). Wij hebben de grote troost te weten dat Hij die Israël bewaart, niet zal sluimeren noch slapen.
ii. Deze belofte was vooral van betekenis voor de pelgrims op hun weg naar Jeruzalem. “Hun dagelijkse mars en hun nachtelijke kampement zullen dan onder de hoede van Jehovah worden geplaatst, die hun voeten onverdroten op de weg zal houden en zonder sluimering over hun rust zal waken.” (Maclaren)
iii. “Een arme vrouw, zo verhaalt het Oosten, kwam op een dag bij de Sultan, en vroeg vergoeding voor het verlies van een of ander bezit. Hoe bent u het kwijtgeraakt?’ zei de vorst. Ik viel in slaap,’ was het antwoord, ‘en een rover drong mijn woning binnen. Waarom bent u in slaap gevallen?’…. Ik viel in slaap omdat ik dacht dat u wakker was. De sultan was zo verrukt over het antwoord van de vrouw, dat hij beval haar verlies goed te maken.” (McMichael, geciteerd in Spurgeon)
B. De zorg van de HEERE voor Zijn volk.
1. (5-6) De HEERE brengt verlichting van de zon.
De HEERE is uw Bewaarder;
De HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand.
De zon zal u bij dag niet treffen,
Niet de maan bij nacht.
a. De HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand: De brutale zonnestralen in de wereld van het Midden-Oosten konden de reiziger overvallen, zoals de pelgrim op weg naar een van Israëls feesten in Jeruzalem. God beloofde zorg voor de reiziger, met een verwijzing die teruggaat op de wolk bij dag die Israël in de woestijn volgde uit Egypte en hen beschermde tegen de zon.
i. Soortgelijke beloften worden gedaan in andere verzen, zoals Jesaja 4:6 en 25:4. Psalm 91:1 is bijzonder kostbaar, waarbij schaduw hetzelfde woord is als “schaduw”: Hij die woont in de verborgenheid van de Allerhoogste, zal vertoeven onder de schaduw van de Almachtige.
ii. Uw schaduw: “…zowel om u te verkwikken en u te bewaren voor de brandende hitte van de zon, zoals het in het volgende vers wordt uitgedrukt, als om u door zijn macht te beschermen tegen al uw vijanden; om welke reden God in de Schrift dikwijls een schaduw wordt genoemd.” (Poole)
b. Noch de maan bij nacht: Eventuele bijgelovige angsten die zij mochten hebben gehad van het licht van de maan waren van geen belang voor hen die God beschermde. Hij zou Zijn volk dag en nacht bewaren en behoeden.
i. “Wat de psalmist bedoelt, hoewel in figuurlijke taal, is dat niets van de dag of de nacht ons kan schaden als God de wacht houdt. God is onze bedekking tegen elke rampspoed. Hij is onze schaduw tegen de zichtbare gevaren van de dag zowel als tegen de verborgen gevaren van de nacht.” (Boice)
ii. “God heeft geen nieuwe zon of nieuwe maan gemaakt voor Zijn uitverkorenen, zij bestaan onder dezelfde uiterlijke omstandigheden als anderen, maar de macht om te slaan is in hun geval verwijderd van tijdelijke instanties; heiligen worden verrijkt, en niet verwond, door de machten die de toestand van de aarde beheersen.” (Spurgeon)
iii. “Maar laat de paus de zon zijn en de keizer de maan (zoals de canonisten hen noemden), toch zal de zon de Kerk overdag niet treffen, noch de maan ’s nachts. Luther werd tegelijkertijd door de paus geëxcommuniceerd en door de keizer verbannen; toch stierf hij in zijn bed.” (Trapp)
2. (7-8) God bewaart Zijn volk.
De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad;
Hij zal uw ziel bewaren.
De HEERE zal uw uitgaan en uw binnenkomen bewaren
Van nu af aan en tot in eeuwigheid.
a. De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad: De zanger had groot vertrouwen in Gods beschermende macht. Kwade mensen kunnen komen en het kind van God treffen, maar de HEERE zal uw ziel bewaren.
i. “‘Alle kwaad’ zal worden afgewend van hem die Jehovah tot zijn bewaarder heeft; daarom, als er enig zogenoemd Kwaad komt, kan hij er zeker van zijn dat het het Goede is met een sluier om.” (Maclaren)
ii. “In het licht van andere Schriftplaatsen impliceert bewaard te worden voor alle kwaad niet een gedempt leven, maar een goed bewapend leven.” (Kidner)
iii. Hij zal uw ziel bewaren: “Onze ziel wordt bewaard voor de heerschappij van de zonde, de besmetting van dwaling, de verplettering van moedeloosheid, de opgeblazenheid van trots; bewaard voor de wereld, het vlees en de duivel; bewaard voor heiligere en grotere dingen; bewaard in de liefde van God; bewaard tot het eeuwige koninkrijk en heerlijkheid.” (Spurgeon)
iv. De HEERE zal behouden…Hij zal behouden…. De HEERE zal behouden: “Driemaal hebben wij de uitdrukking, ‘Jehovah zal behouden’, alsof de heilige Drie-eenheid aldus het woord verzegelde om het zeker te maken: zouden niet al onze angsten gedood moeten worden door zo’n drievoudige vlucht van pijlen? Welke angst kan deze drievoudige belofte overleven?” (Spurgeon)
b. De HEERE zal uw uitgaan en uw binnenkomen bewaren: De belofte is veelomvattend. Gods volk mag vertrouwen op Zijn bewarende macht voor heel iemands activiteit (uitgaan en binnenkomen) en te allen tijde (van nu af aan, en zelfs tot in eeuwigheid).
i. “Wanneer wij in de jeugd uitgaan om het leven te beginnen, en aan het einde binnenkomen om te sterven, zullen wij hetzelfde houden ervaren. Onze uitgangen en onze ingangen staan onder één bescherming.” (Spurgeon)
ii. “Uw uitgaan en uw binnenkomen is niet alleen een manier om ‘alles’ te zeggen … in meer detail vestigt het de aandacht op iemands ondernemingen en ondernemingen (vgl. Ps. 126:6), en op het huis dat iemands basis blijft; opnieuw, op pelgrimstocht en terugkeer.” (Kidner)
iii. “Hij heeft mij niet zo teder tot hier geleid om mij te verlaten aan de poort van de hemel.” (Adoniram Judson, geciteerd in Spurgeon)
Geef een antwoord