Numeri 16New International Version
On november 21, 2021 by adminKorach, Dathan en Abiram
16 Korach(A), zoon van Izhar, zoon van Kohath, zoon van Levi, en enkele Rubenieten-Datathan en Abiram(B), zonen van Eliab,(C) en On, zoon van Peleth-werden brutaal 2 en kwamen in opstand tegen Mozes.(D) Met hen waren 250 Israëlitische mannen, bekende leiders van de gemeenschap die tot leden van de raad waren benoemd.(E) 3 Zij kwamen als groep tegenover Mozes en Aäron staan(F) en zeiden tegen hen: “Jullie zijn te ver gegaan! De gehele gemeente is heilig,(G) ieder van hen, en de Here is met hen.(H) Waarom stelt gij u dan boven de vergadering des Heren?”(I)
4 Toen Mozes dit hoorde, viel hij voorover.(J) 5 Toen zeide hij tot Korach en al zijn volgelingen: “In de morgen zal de Heer laten zien wie bij hem hoort en wie heilig is,(K) en hij zal die persoon bij zich laten komen.(L) De man die hij uitkiest(M) zal hij bij zich laten komen. 6 Jij, Korach, en al je volgelingen(N) moeten dit doen: Neem wierookvaten(O) 7 en leg er morgen brandende kolen(P) en wierook(Q) in voor het aangezicht des Heren. De man die de Heer kiest(R) zal degene zijn die heilig is.(S) Jullie Levieten zijn te ver gegaan!”
8 Mozes zei ook tegen Korach: “Luister nu eens, jullie Levieten! 9 Is het voor jullie niet genoeg(T) dat de God van Israël jullie heeft afgezonderd van de rest van de Israëlitische gemeenschap en jullie dicht bij zich heeft gebracht om het werk in de tabernakel van de Heer te doen en om voor de gemeenschap te staan en hen te bedienen?(U) 10 Hij heeft jou en al je mede-Levieten dicht bij zich gebracht, maar nu proberen jullie ook nog het priesterschap te krijgen.(V) 11 Het is tegen de Heer dat jij en al je volgelingen zich hebben verenigd. Wie is Aäron dat gij tegen hem moppert?(X)”
12 Toen ontbood Mozes Dathan en Abiram,(Y) de zonen van Eliab. Maar zij zeiden: Wij zullen niet komen.(Z) 13 Is het niet genoeg dat je ons uit een land van melk en honing(AA) hebt gehaald om ons in de woestijn te doden?(AB) En nu wil je ook nog over ons heersen!(AC) 14 Bovendien hebt U ons niet naar een land gebracht dat vloeit van melk en honing(AD) of ons een erfenis gegeven van akkers en wijngaarden.(AE) Wilt U deze mensen als slaven behandelen?(AF) Nee, wij komen niet!(AG)”
15 Toen werd Mozes heel boos(AH) en zei tegen de Heer: “Accepteer hun offer niet. Ik heb van hen geen ezel(AI) genomen en niemand van hen onrecht aangedaan.”
16 Mozes zei tegen Korach: “Jij en al je volgelingen moeten morgen voor de Heer verschijnen – jij, zij en Aäron.(AJ) 17 Ieder moet zijn wierookvat nemen en er wierook in doen – in totaal 250 wierookvaatjes – en dat voor de Heer aanbieden. Jij en Aäron moeten ook je wierookvaten aanbieden.(AK)” 18 Dus ieder van hen nam zijn wierookvat,(AL) deed er brandende kolen en wierook in, en stond met Mozes en Aäron bij de ingang van de tent der samenkomst. 19 Toen Korach al zijn volgelingen tegenover hen had verzameld(AM) bij de ingang van de tent der samenkomst, verscheen de heerlijkheid des Heren(AN) aan de gehele vergadering. 20 De Heer zei tegen Mozes en Aäron(AP): 21 “Scheidt u(AO) van deze vergadering af, zodat Ik meteen een eind aan hen kan maken.”(AP)
22 Maar Mozes en Aäron vielen met hun gezicht naar beneden(AQ) en riepen uit: “O God, de God die adem geeft aan alle levende wezens(AR), zult U boos zijn op de hele vergadering(AS) als slechts één man zondigt?”(AT)
23 Toen zei de Heer tegen Mozes: 24 “Zeg tegen de vergadering: ‘Ga weg bij de tenten van Korach, Dathan en Abiram.'”
25 Mozes stond op en ging naar Dathan en Abiram, en de oudsten van Israël(AU) volgden hem. 26 Hij waarschuwde de vergadering: “Ga weg bij de tenten van deze goddelozen!(AV) Raak niets aan wat hun toebehoort, anders zult u worden weggevaagd(AW) vanwege al hun zonden.(AX)” 27 Dus gingen zij weg bij de tenten van Korach, Dathan en Abiram.(AY) Dathan en Abiram waren naar buiten gekomen en stonden met hun vrouwen, kinderen(AZ) en kleintjes bij de ingangen van hun tenten.(BA)
28 Toen zeide Mozes: Zo zult gij weten(BB) dat de Here mij gezonden heeft(BC) om al deze dingen te doen en dat het niet mijn idee was: 29 Indien deze mannen een natuurlijke dood sterven en het lot van alle mensen ondergaan, dan heeft de Here mij niet gezonden.(BD) 30 Maar als de Heer iets totaal nieuws teweegbrengt, en de aarde haar mond opent(BE) en hen opslokt, met alles wat hen toebehoort, en zij levend ten onder gaan in het dodenrijk(BF), dan zult u weten dat deze mannen de Heer met minachting hebben behandeld.(BG)”
31 Zodra hij dit alles had gezegd, spleet de grond onder hen uiteen(BH) 32 en de aarde opende haar mond en verzwolg hen(BI) en hun gezinnen, en allen die met Korach verbonden waren, tezamen met hun bezittingen. 33 Zij daalden levend neer in het dodenrijk,(BJ) met alles wat zij bezaten; de aarde sloot zich over hen, en zij vergingen en waren uit de gemeenschap verdwenen. 34 Op hun geroep sloegen alle Israëlieten om hen heen op de vlucht, roepend: “De aarde zal ook ons verzwelgen!”
35 En er kwam vuur uit van de Heer(BK) en verteerde(BL) de 250 mannen die de wierook aan het offeren waren.
36 De Here zeide tot Mozes: 37 “Zeg tegen Eleazar(BM), de zoon van Aäron, de priester, dat hij de wierookvaten(BN) uit de verkoolde resten moet halen en de kolen een eind weg moet strooien, want de wierookvaten zijn heilig(38) – de wierookvaten van de mannen die ten koste van hun leven gezondigd hebben.(BO) Hamer de wierookvaten tot vellen om het altaar mee te bedekken,(BP) want ze zijn voor de Here gepresenteerd en zijn heilig geworden. Laat ze een teken(BQ) zijn voor de Israëlieten.”
39 Zo verzamelde Eleazar, de priester(BR), de bronzen wierookvaten die gebracht waren door hen die verbrand waren,(BS) en hij liet ze uithameren om het altaar te bedekken, 40 zoals de Heer hem door Mozes had opgedragen. Dit was om de Israëlieten eraan te herinneren dat niemand anders dan een nakomeling van Aäron mocht komen om wierook(BT) te branden voor het aangezicht van de Heer,(BU) anders zou hij worden als Korach en zijn volgelingen.(BV)
41 De volgende dag mopperde de hele Israëlitische gemeenschap tegen Mozes en Aäron. “Jullie hebben het volk van de Heer gedood,” zeiden ze.
42 Maar toen de vergadering bijeenkwam in verzet(BW) tegen Mozes en Aäron en zich naar de tent van samenkomst wendde, bedekte plotseling de wolk die en verscheen de heerlijkheid van de Heer(BX). 43 Toen gingen Mozes en Aäron naar de voorzijde van de tent der samenkomst, 44 en de Here zeide tot Mozes: 45 “Ga weg van deze vergadering, zodat Ik terstond een einde(BY) aan hen kan maken.” En zij vielen met hun gezicht naar beneden.
46 Toen zei Mozes tegen Aäron: “Neem je wierookvat(BZ) en doe er wierook in, samen met brandende kolen van het altaar, en haast je naar de samenkomst(CA) om verzoening(CB) voor hen te doen. De toorn is van de Heer uitgegaan;(CC) de plaag(CD) is begonnen.” 47 Dus Aäron deed wat Mozes gezegd had, en rende naar het midden van de vergadering. De plaag was reeds onder het volk begonnen,(CE) maar Aäron offerde het reukwerk en deed verzoening voor hen. 48 Hij stond tussen de levenden en de doden, en de plaag hield op.(CF) 49 Maar 14.700 mensen stierven aan de plaag, naast hen die door Korach gestorven waren.(CG) 50 Toen keerde Aäron terug naar Mozes bij de ingang van de tent der samenkomst, want de plaag was opgehouden.
Geef een antwoord