Jonah 1 Bijbelcommentaar
On september 21, 2021 by adminVolledig Beknopt
Hoofdstuk Inhoud
Jonah, naar Nineve gezonden, vlucht naar Tarshish. (1-3) Hij wordt door een storm tegengehouden. (4-7) Zijn gesprek met de zeelieden. (8-12) Hij wordt in zee geworpen, en op wonderbaarlijke wijze behouden. (13-17)
Commentaar op Jona 1:1-3.
(Lees Jona 1:1-3.)
Het is droevig te bedenken hoeveel zonde er in grote steden wordt begaan. Hun goddeloosheid, zoals die van Nineve, is een vrijmoedige en openlijke belediging van God. Jona moest onmiddellijk naar Nineve gaan, en daar, ter plaatse, uitroepen tegen de goddeloosheid ervan. Jona wilde niet gaan. Waarschijnlijk zijn er weinigen onder ons die niet geprobeerd zouden hebben zo’n missie af te wijzen. De voorzienigheid scheen hem een gelegenheid te geven om te ontsnappen; wij kunnen uit de weg van de plicht zijn, en toch een gunstige storm tegemoet gaan. De gemakkelijke weg is niet altijd de juiste weg. Zie wat de beste mensen zijn, wanneer God hen aan zichzelf overlaat; en welke behoefte wij hebben, wanneer het woord des Heren tot ons komt, om de Geest des Heren te hebben om elke gedachte in ons tot gehoorzaamheid te brengen.
Commentaar op Jona 1:4-7
(Lees Jona 1:4-7)
God zond een achtervolger achter Jona aan, zelfs een machtige storm. Zonde brengt stormen en stormen in de ziel, in het gezin, in kerken en naties; het is een verontrustende, verontrustende zaak. Nadat zij hun goden om hulp hadden aangeroepen, deden de zeelieden wat zij konden om zichzelf te helpen. O, dat de mensen zo verstandig zouden zijn voor hun zielen, en bereid zouden zijn om afstand te doen van die rijkdom, dat genot en die eer, die zij niet kunnen behouden zonder schipbreuk te lijden aan geloof en een goed geweten, en hun zielen voor eeuwig te verderven! Jona sliep vast. De zonde is verbijsterend, en wij moeten ervoor waken dat ons hart niet verhard wordt door haar bedrieglijkheid. Wat bedoelen de mensen met slapen in zonde, wanneer het woord van God en de overtuigingen van hun eigen geweten hen waarschuwen om op te staan en de Heer aan te roepen, als zij aan eeuwige ellende willen ontsnappen? Moeten wij elkaar niet waarschuwen om wakker te worden, op te staan, onze God aan te roepen, als Hij ons dan wil verlossen? De zeelieden concludeerden dat de storm een boodschapper van Goddelijke gerechtigheid was, gezonden naar iemand op dat schip. Wat voor kwaad ons ook overkomt op enig moment, er is een oorzaak voor; en ieder moet bidden: Heer, laat mij zien waarom Gij met mij twist. Het lot viel op Jona. God heeft vele wegen om verborgen zonden en zondaars aan het licht te brengen, en de dwaasheid openbaar te maken, die men voor de ogen van alle levenden verborgen meende te houden.
Commentaar op Jona 1:8-12
(Lees Jona 1:8-12)
Jona gaf rekenschap van zijn godsdienst, want dat was zijn zaak. Wij mogen hopen dat hij met smart en schaamte vertelde, God rechtvaardigde, zichzelf veroordeelde, en de zeelieden uitlegde wat een groot God Jehovah is. Zij zeiden tot hem: Waarom hebt gij dit gedaan? Indien gij de God vreest, die de zee en het droge land gemaakt heeft, waarom zijt gij dan zo dwaas geweest, te denken, dat gij Hem zoudt kunnen ontvluchten? Als de belijders van de godsdienst verkeerd doen, zullen zij het horen van hen die zich daar niet op beroepen. Wanneer de zonde een storm heeft opgewekt, en ons onder de tekenen van Gods ongenoegen heeft gelegd, moeten wij overwegen wat er moet worden gedaan met de zonde die de storm heeft opgewekt. Jona gebruikt de taal van ware boetvaardigen, die wensen dat het niemand anders dan henzelf slechter zal vergaan door hun zonden en dwaasheden. Jona ziet dit als de straf voor zijn ongerechtigheid, hij aanvaardt het, en rechtvaardigt God erin. Wanneer het geweten is gewekt en een storm is opgestoken, zal niets deze tot bedaren brengen dan het afstand doen van de zonde die de beroering heeft veroorzaakt. Afscheid nemen van ons geld zal het geweten niet tot rust brengen, de Jona moet overboord worden gegooid.
Commentaar op Jona 1:13-17
(Lees Jona 1:13-17)
De zeelieden roeiden tegen de wind en het getij in, de wind van Gods ongenoegen, het getij van Zijn raad; maar het is tevergeefs om te denken onszelf op een andere manier te kunnen redden dan door onze zonden te vernietigen. Zelfs het natuurlijk geweten kan niet anders dan bloedschuld vrezen. En wanneer wij door de Voorzienigheid worden geleid, doet God wat Hem behaagt, en wij moeten tevreden zijn, hoewel het ons misschien niet behaagt. Door Jona in zee te gooien kwam er een einde aan de storm. God zal niet eeuwig blijven tobben, Hij zal slechts tobben totdat wij ons onderwerpen en ons van onze zonden bekeren. Zeker zullen deze heidense zeelieden in het oordeel opstaan tegen velen die christenen worden genoemd, die noch gebeden aanbieden wanneer zij in nood verkeren, noch dankzeggingen doen voor duidelijke bevrijdingen. De Heer bestuurt alle schepselen, en kan ieder van hen zijn ontwerpen van barmhartigheid voor zijn volk laten dienen. Laten we deze redding van de Heer zien, en zijn macht bewonderen, dat Hij zo een drenkeling kon redden, en zijn medelijden, dat Hij zo iemand zou redden die van Hem wegrende en Hem beledigd had. Het was aan de barmhartigheden van de Heer te danken dat Jona niet werd verteerd. Jona leefde drie dagen en nachten in de vis; voor de natuur was dit onmogelijk, maar voor de God van de natuur zijn alle dingen mogelijk. Door deze wonderbare bewaring werd Jona tot een type van Christus gemaakt; zoals onze gezegende Heer zelf verklaarde, Mattheüs 12:40.
Geef een antwoord