Immuunrespons

Abstracts

Het immuunsysteem bestaat uit gespecialiseerde witte bloedcellen, lymfocyten genaamd, die zijn aangepast om specifieke vreemde indringers te bestrijden. Deze cellen verdelen zich in het beenmerg in twee groepen.

Vanuit het beenmerg gaat één groep lymfocyten naar een klier die de thymus wordt genoemd en worden T-lymfocyten, of T-cellen. In de thymus rijpen T-cellen onder invloed van verschillende hormonen.

T-cellen rijpen in verschillende typen: T-helper of helper T-cellen, cytotoxische of killer T-cellen, en suppressor T-cellen. Eenmaal volgroeid zijn de T-cellen klaar om samen te werken en rechtstreeks vreemde indringers aan te vallen in een proces dat artsen cel-gemedieerde immuniteit noemen. Dit type immuniteit kan tekortschieten bij mensen met HIV, het virus dat AIDS veroorzaakt, omdat HIV de T-helper of helper T-cellen aanvalt en vernietigt.

De andere groep, B-cellen, rijpen en ontwikkelen zich in het beenmerg zelf. Al doende leren ze specifieke soorten vreemde indringers herkennen. Vanuit het beenmerg gaan de B-cellen via lichaamsvloeistoffen naar de lymfeklieren, de milt en het bloed. Aangezien het Latijnse woord voor lichaamsvloeistoffen “humus” was, zeggen wij nog steeds dat B-cellen humorale immuniteit verschaffen, omdat zij in onze vloeistoffen circuleren op zoek naar specifieke vreemde indringers om deze te vernietigen.