Het verbond bij de Sinaï
On november 30, 2021 by adminIn de 14e eeuw v. Chr. sloten de Hettieten van Klein-Azië een aantal verdragen met naburige heersers die onder hun controle kwamen. De overeenkomst was niet tussen gelijken, maar tussen de Hettitische koning (de suzerein) en een ondergeschikte heerser (de vazal). In de proloog beschreef de Hettitische heerser zichzelf als “de grote koning”, degene die het verdrag verleende. Daarna volgde een historisch overzicht van de betrekkingen tussen de Hettitische suzerein en zijn vazal. Speciale aandacht voor de vriendelijkheid die de overheerser de ondergeschikte bewees, was bedoeld om de vazal te herinneren aan zijn verplichting zich te houden aan de bepalingen van het verdrag. De basisvereiste was een eed van trouw. Daar Egypte in de internationale politiek van die tijd betrokken was bij de Hettieten, leerde Mozes waarschijnlijk het Hettietische verdragsformulier kennen tijdens zijn jaren aan het Egyptische hof.
De verschijning van Jahweh in een geweldige storm bij de Sinaï, waarvan verteld wordt in de hoofdstukken 19 en 20 van Exodus, was een openbarende ervaring voor Mozes, net zoals de brandende braambos dat was geweest. Op de een of andere manier realiseerde hij zich dat het Hittietenverdrag een accurate analogie was van de relatie tussen Jahweh en de Hebreeën. Jahweh had een aanspraak op hen omdat Hij hen had bevrijd. De enige juiste reactie op zijn liefde en zorg zou een belofte van gehoorzaamheid aan zijn wil zijn. Geleerden zijn geneigd de Tien Geboden, of Decaloog (vervat in de openbaring bij de Sinaï), te dateren na de verovering van Kanaän, maar er is absoluut niets in deze richtlijnen dat erop wijst dat zij hun oorsprong vinden in een agrarische context. Waarschijnlijker is dat zij de bepalingen waren in de verbondsceremonie op de berg Sinaï.
Omdat Jahweh werd uitgeroepen tot de enige ware God, was een van de eerste geboden toepasselijk een verbod op alle andere goden. Autoriteiten hebben gedebatteerd over de vraag of dit begrip al dan niet werd opgevat als monotheïsme. Het was zeker niet het filosofische monotheïsme van latere perioden, maar het was een praktisch monotheïsme in die zin dat alle goden die door andere volken werden erkend, onder Jahweh’s controle stonden. In zoverre hij hen tot stand had gebracht en hun aanwezigheid in zijn raad had toegestaan, was hij Heer over alle goden en naties.
Een ander vroeg bevel is opgevat als een verbod op het maken van afbeeldingen van andere goden, maar oorspronkelijk gold het verbod voor afbeeldingen van Jahweh zelf. Aanbidding in de oude wereld was ondenkbaar zonder een of ander afgodsbeeld of beeld; daarom is de uniciteit van Mozes’ beperking des te duidelijker. Jahweh is de onbeeldbare Godheid die niet in materiële vormen kan worden afgebeeld. Aangezien Jahweh de betekenis van zijn naam aan Mozes had geopenbaard, was het passend dat de Decaloog ook elk magisch of onethisch gebruik van zijn naam zou verbieden. Ongetwijfeld kwamen de ideeën die ten grondslag lagen aan de andere geboden uit de religieuze cultuur van zijn tijd, maar ze werden op een aanzienlijk hoger niveau getild vanwege het heilige, rechtvaardige karakter van Jahweh. Mozes realiseerde zich dat, als het Verbondsvolk een stabiele, rechtvaardige samenleving wilde hebben, zij hun God zouden moeten evenaren. Bezorgdheid om zijn schepselen zou respect voor hen als personen betekenen. Moord, overspel, diefstal, liegen en hebzucht zouden nooit legitiem zijn, omdat zij leiden tot chaos en ineenstorting van de gemeenschap. Bovendien, voor zover Jahweh bezorgd was geweest om de machteloze Hebreeën in Egypte te beschermen, zouden zij op hun beurt gerechtigheid moeten garanderen voor de wezen, weduwen, inwonende vreemdelingen, en alle andere benadeelde personen onder hun jurisdictie.
Bij de bevestiging van het Verbond stonden Mozes en het volk voor de taak de bepalingen na te leven. Dit vroeg om interpretaties van de geboden, en dus begon Mozes verordeningen uit te vaardigen voor specifieke situaties. Veel van deze verordeningen ontleende hij aan de jurisprudentie van zijn tijd, maar inzicht in de keuze en toepassing ervan kwam waarschijnlijk in de “tent der samenkomst” (een eenvoudige heiligdetent buiten het kamp), waar Jahweh tot Mozes sprak “van aangezicht tot aangezicht, zoals een man tot zijn vriend spreekt”. Schendingen van het Verbond maakten verzoeningsmiddelen noodzakelijk, die op hun beurt de voorziening van een priesterschap betekenden om te functioneren bij offers en in de eredienst. Kortom, de grondbeginselen van de gehele Hebreeuwse cultus zijn, volgens de overlevering, bij de Sinaï ontstaan. Op voorstel van Jethro stelde Mozes een systeem in van rechters en hoorzittingen om de burgerlijke aspecten van de gemeenschap te regelen. Het was wellicht bij de Sinaï waar het volk werd georganiseerd in 12 stammen.
Een van Mozes’ meest opmerkelijke eigenschappen was zijn zorg voor de Hebreeën, ondanks hun koppige, opstandige gedrag. Toen zij terugkeerden tot de verering van een gouden kalf, was Jahweh bereid hen te verstoten en opnieuw te beginnen met Mozes en zijn nakomelingen. Mozes wees dit aanbod echter af, en later, toen hij om vergeving van het volk smeekte, vroeg hij zelfs om zijn eigen naam uit Jahweh’s boek van herinnering te laten wegvagen als de Heer hen niet zou vergeven.
Geef een antwoord