God gebood het sabbatsjaar in acht te nemen
On september 29, 2021 by adminLeviticus 25:1-12
Toen de Here Israël voorbereidde op hun woning in het Beloofde Land, gebood Hij dat zij sabbatsjaren in acht moesten nemen en een jubeljaar om de vijftig jaar, toen zij in het land aankwamen.
Volgens het gebod konden boeren zes jaar lang zaaien en oogsten. Wijngaarden konden die zes jaar gesnoeid en geoogst worden. Het zevende jaar, zei de Here, “zal een sabbat van plechtige rust zijn voor het land, een sabbat voor de Here.” Alle zaaien op de velden en snoeien in de wijngaarden moest gedurende het gehele sabbatsjaar worden gestaakt.
Tijdens het zevende jaar konden de Joden voedsel verzamelen van de “vrijwillige” planten die op de velden opkwamen, en zij konden druiven eten van de ongesnoeide wijnstokken. Er kon geen georganiseerde oogst van gewassen zijn en alles was voor iedereen beschikbaar. Dieren, gedomesticeerd en wild, zouden eten wat er overbleef van de opbrengst van het land.
Het volk werd verder bevolen zeven sabbatsjaren te tellen, of negenenveertig jaar, op welk moment een jubeljaar zou worden waargenomen. Dit jaar zou worden waargenomen als een sabbatsjaar, zonder te zaaien, te oogsten of iets op te slaan dat groeide. Het was ook een tijd van vrijheid, waarin de dienstknechten werden vrijgelaten.
Zowel het sabbatsjaar als het jubeljaar dienden als herinnering aan het feit dat, zoals de psalmist schreef: “De aarde is van de Heer en haar volheid, de wereld en zij die daarin wonen.” God gaf Israël het land, maar Hij gaf het onder bepaalde voorwaarden, omdat het Hem allemaal toebehoorde.
Zij moesten goede rentmeesters zijn van het land dat zij op een dag aan een nieuwe generatie zouden overdragen. De Heer wilde dat zij aan iemand anders dan zichzelf zouden denken.
Een sabbatsjaar zou de Joden leren om op de Heer te vertrouwen, en niet op zichzelf, om in hun behoeften te voorzien.
De Heer waarschuwde dat het niet gehoorzamen aan Zijn geboden zou leiden tot zware straffen. In Leviticus 26 werd Israël verteld dat als zij ongehoorzaam zouden zijn, de Here hen uit het land zou verjagen en “uw land zal verlaten zijn en uw steden zullen verwoest zijn.”
“Dan zal het land haar sabbatten genieten, zolang het verlaten is, en gij in het land uwer vijanden zijt; ook zal het land rusten en haar sabbatten genieten. Zolang het woest is, zal het rusten; want het rustte niet in uw sabbatten, toen gij daarop woonde” (Leviticus 26:34-35).
Hoe dan ook, het land zou een sabbatsrust hebben, zei de Here.
Er is geen bewijs dat de Joden de sabbats- en jubeljaren in acht namen, maar het bijbelse verslag geeft aan dat het land een rusttijd van 70 jaar had toen de Joden in gevangenschap waren vanwege hun ongehoorzaamheid.
“Laat u niet misleiden; met God wordt niet gespot; want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten” (Galaten 6:7).
De zondagsschoolles is geschreven door Ed Wilcox, voorganger van Centerville Baptist Church. Hij is te bereiken op [email protected].
Geef een antwoord