De preventie van bacteriële vaginose zou kunnen afhangen van wat je eet
On december 30, 2021 by adminVolgens een studie zou een lage inname van betaïne, gevonden in suikerbieten, zeevruchten, tarwezemelen en spinazie, het risico op vaginose kunnen verhogen. Betaïne speelt ook een sleutelrol in de gezondheid van lever, hart en bloedvaten en nieren.
Bacteriële vaginose is een frequente, moeilijk te behandelen aandoening bij vrouwen die wordt veroorzaakt door een onevenwicht in de vaginale microbiota en wordt gekenmerkt door een afname van lactobacillen en een toename van potentieel schadelijke bacteriën, vooral Gardnerella vaginalis. Ondanks antibiotische behandeling zal ongeveer 60% van de getroffen vrouwen binnen het volgende jaar hervallen.
Wijziging van methode
Sinds een verband tussen bloedspiegels van sommige voedingsstoffen en het risico van bacteriële vaginose wordt vermoed, zijn veel studies uitgevoerd, maar hun resultaten zijn inconsistent geweest. De auteurs van een nieuwe studie gepubliceerd in Reproductive Health geloven dat dit te wijten is aan de methoden die in deze studies worden gebruikt, die gebaseerd zijn op vaginale swabs of klinische eindpunten en voornamelijk gericht zijn op vitamine D. Om het verband tussen het gebruik van voedingssupplementen en bacteriële vaginose te onderzoeken, analyseerden zij de samenstelling van de vaginale microbiota van 104 jonge vrouwen, waaronder 25% met bacteriële vaginose. Ze analyseerden ook hun dagelijkse inname van micro- en macronutriënten op basis van hun antwoorden op een benchmarkvragenlijst. De onderzoekers bekeken ook de wetenschappelijke literatuur over dit onderwerp.
Hogere inname van betaïne?
Ze slaagden erin vrouwen met vaginose te profileren: dergelijke vrouwen gebruiken vaker vaginale douches, hebben een hoge body mass index, en gebruiken minder vaak een hormonale anticonceptiemethode, vergeleken met vrouwen met een evenwichtige vaginale microbiota. Over het algemeen hebben vrouwen met een lagere inname van voedingsstoffen een lager risico op vaginose. Betaïne is echter de enige uitzondering, aangezien een beperkte inname het risico verhoogt. In vitro lijkt deze stof de overleving van lactobacillen en de productie van melkzuur te stimuleren, en kolonisatie door ziekteverwekkers te voorkomen. Volgens de auteurs werkt de stof rechtstreeks in op de vaginale microbiota door het bacteriële evenwicht te bevorderen of onrechtstreeks via de darmmicrobiota. Deze ontdekking opent nieuwe perspectieven om het risico op vaginose te beperken, zoals het verhogen van de inname van betaïne door het dieet te veranderen of voedingssupplementen te gebruiken.
Geef een antwoord