Big-belly seahorse
On oktober 15, 2021 by adminIn het wild kan het voortplanten beginnen wanneer de zeepaardjes ongeveer één jaar oud zijn; in gevangenschap kan dit worden teruggebracht tot ongeveer acht maanden. Bij grootbuikzeepaardjes kan het broeden het hele jaar door beginnen, met pieken in de warmere maanden.
Het begin van het broedsel bestaat uit een reeks kleurveranderingen en houdingsvertoningen. Door de opening van de broedzak iets te verwijden, blaast het mannetje de zak met water op tot ballonachtige proporties door naar voren te zwemmen, of door zijn lichaam naar voren te duwen in een pompbeweging, en vervolgens de zakopening te sluiten. Tegelijkertijd licht hij zijn buidel op tot wit of lichtgeel. Het mannetje maakt ook zijn hele lichaam lichter van kleur, waarbij het geel meestal intenser wordt. Een mannetje nadert herhaaldelijk het door hem uitgekozen vrouwtje met de kop omlaag en de rug- en borstvinnen snel fladderend.
Als het vrouwtje niet ontvankelijk is, negeert ze het mannetje, dat dan op zoek gaat naar een andere potentiële partner. Als er geen vrouwtjes zijn, houdt het mannetje op met pronken en laat de buidel leeglopen door de buidelopening te verwijden en naar voren te buigen, waardoor het water eruit loopt. Als een vrouwtje openstaat voor een mannetje dat haar het hof wil maken, verandert ze van kleur en trekt ze haar kop in, waarbij ze de lichtere kleuren, zoals geel en wit, intensifieert en het contrast tussen deze kleuren en haar donkere vlekken- en bandpatroon benadrukt. Dan volgt een reeks korte uitbarstingen van samenzwemmen in tandem, soms met de staarten ineengestrengeld, of met het vrouwtje dat haar staart strak oprolt. Dit wordt vaak omschreven als “dansen”. Nadat het mannetje tot rust is gekomen, probeert hij het vrouwtje zover te krijgen dat ze met hem naar het wateroppervlak zwemt door herhaaldelijk met de snuit omhoog te wijzen.
Als het vrouwtje reageert door ook haar snuit omhoog te wijzen, dan volgt de laatste fase van de balts. Zowel het mannetje als het vrouwtje zwemmen dan rechtstreeks naar het wateroppervlak, met hun kop naar boven en hun staart recht naar beneden. Als ze het wateroppervlak bereiken, kan men vaak zien en horen dat een of beide zeepaardjes met hun kop knakken. Om haar eieren naar het mannetje over te brengen, richt het vrouwtje haar gezicht naar het mannetje, iets boven hem. Ze drukt de basis van haar achterlijf tegen de buidel van het mannetje en spuit haar eieren door de opening aan de voorkant van zijn uitgezette buidel.
Het mannelijke zeepaardje broedt 300-700 jongen tegelijk, en kan in de zomer tot vier broedsels hebben. Hun kleur is variabel bruin, gevlekt met geelbruin en met donkerder vlekken. De staart is vaak omcirkeld met gele banden. In dieper water, waar de staart verankerd is aan andere kleurrijke levensvormen, zoals sponzen en hydroïden, nemen ze vaak deze kleuren aan.
Geef een antwoord