Als God niet verandert, en toch is God vlees geworden, is God dan niet veranderd?

Op het eerste gezicht lijkt het erop dat de twee genoemde passages elkaar tegenspreken.

• Malachi 3:6 Ik ben de Here, Ik verander niet….
• Johannes 1:14 Het Woord (God) is vlees geworden en heeft onder ons gewoond…

Echter, Jezus is wel een mens geworden. Hij is niet altijd een man geweest. Als God vlees is geworden, betekent dit dan dat God is veranderd en dat dit in tegenspraak is met Maleachi 3:6?

Als we de context van Maleachi en de aard van God onderzoeken, zullen we ontdekken dat deze twee passages elkaar niet tegenspreken, maar elkaar eerder aanvullen. Overweeg dit, de schrijver van Hebreeën zegt dat Jezus “…Dezelfde is, gisteren, vandaag en in eeuwigheid (Hebreeën 13:8)”. Als de schrijver van Hebreeën concludeert dat Jezus onveranderlijk is, dan moet hij ook geen tegenstelling zien tussen Jezus’ vleeswording en de belofte dat God nooit verandert. Hoe?

Exploring Malachi 3:6

Beloften zijn slechts zo goed als het karakter van de persoon die ze doet en de autoriteit waarop de belofte rust. Wanneer we Gods specifieke belofte onderzoeken dat Hij niet verandert, dan is Zijn belofte gebaseerd op Zijn karakter en Zijn autoriteit om die belofte te handhaven. Wanneer God zegt dat Hij niet liegt, is dat omdat Gods natuur waarachtig is en Hij de macht heeft om die waarheid hoog te houden. Als God zegt dat hij zijn beloften niet breekt, dan is dat omdat zijn natuur en autoriteit dat niet toestaan. In Maleachi 3:6, Toen God zei dat hij niet verandert, is deze belofte specifiek in verwijzing naar Zijn verbondsbelofte aan Israël dat hij alle naties door hen zou zegenen ondanks hun ongehoorzaamheid. God heeft het volste recht om ons te oordelen in onze zonde, maar Hij oordeelt Israël in deze passage niet rechtvaardig, omdat Hij beloofd heeft Zijn verbond van verlossing voor de mensheid door hen te vervullen. Deze verbondsbelofte van God werd vervuld door de komst van God (Jezus) in het vlees. Toen Jezus vlees werd in Johannes 1:14, veranderde God niet. In feite vervulde Hij de belofte die Hij gaf vanaf Genesis (Gen 3:15; en 12:1-3) precies zoals Hij zei dat Hij zou doen.

Zeker, God vervulde zijn belofte. Maar men kan nog steeds bezwaar maken tegen het feit dat God niet veranderde. Zij kunnen zeggen: “God heeft zijn belofte vervuld, maar is God niet veranderd door vlees te worden? God moest veranderen om zijn belofte te vervullen” (d.w.z. Hij werd vlees).

Om het antwoord op deze vraag het beste te begrijpen, moet men het verschil begrijpen tussen natuur en positie. Opdat God getrouw zou zijn en altijd zijn verbondsbeloften zou vervullen, is het nodig dat zijn natuur nooit verandert. Maar zulke beloften vereisen niet dat Zijn positie niet kan veranderen. Bedenk dat de belofte van Maleachi is dat Gods belofte niet zal veranderen op grond van zijn waarachtige natuur. God kan zich echter in zijn natuur verlagen in positie, tot het punt van een dienaar om zijn beloften het beste te vervullen. Hij hoeft zijn natuur niet te veranderen om dit te doen, maar Hij verlaagt zich in zijn natuur om dit te doen. Hij neemt een andere positie in. In feite zouden we nog een stap verder kunnen gaan en zeggen: “Jezus’ positie verlaagt zich zodat Hij zijn beloften kan vervullen in overeenstemming met zijn natuur (Zie Filippenzen 2:5-8).”

In Maleachi hoofdstuk 3:6 staat een belofte die gebaseerd is op de natuur van God. Zijn natuur zal NIET veranderen. In deze passage vinden we de aard van God om genadig, trouw, liefdevol en barmhartig te zijn. In de komst van Jezus zien we een God die barmhartig, liefdevol, trouw en genadig is. Dank U God dat Uw natuur nooit verandert, maar dat U de positie van een dienaar aannam, zodat U Uw verbond kon vervullen en wij ons met U konden verbinden door de verlossing die U door middel van het kruis hebt gebracht.

Als u echt meer wilt weten over de manier waarop Jezus vlees aannam, kunt u theologische onderwerpen bestuderen zoals de Kenosis, Hypostatische Unie, Anhypostatis, en Enhypostasis of bestudeer bijbelpassages zoals Johannes 1, Filippenzen 2; Hebreeën 1; Kolossenzen 1 & 2; Hebreeën 13; Daniël 7; Jesaja 53;)