25e dynastie (Nubiërs)
On oktober 10, 2021 by adminNubische of Koesjitische farao’s: andere, gangbare naam van de farao’s van de vijfentwintigste dynastie, die oorspronkelijk heersten over het Nubische koninkrijk Napata. Zij regeerden over Egypte van het einde van de achtste eeuw tot 666 v. Chr.
Nubië, Koesj, en Napata, zijn de namen van een groep steden in de buurt van de vierde cataract van de Nijl, waarvan Gebel Barkal, El-Kurru, Sanam, en Nuri de belangrijkste zijn. Het gebied produceerde goud en werd veroverd door de Egyptische farao’s van de Achttiende Dynastie (1540-1295), en werd geëgyptiseerd. Tijdens de Twintigste Dynastie (1188-1069) werd het onafhankelijk, hoewel het nog steeds handel dreef met Egypte; het belangrijkste produkt in deze tijd was ivoor, dat ook Assyrië bereikte. De elite die deze handel monopoliseerde was waarschijnlijk ook in staat de macht te grijpen en koning te worden.
Piye
Tussen namen vorsten en koningen uit Libië de macht in Egypte over. Verdeeld als het land was, was het een gemakkelijke prooi voor de Nubische koning Piye. De bezetting werd wellicht door de inheemse Egyptische bevolking gewaardeerd, omdat de Nubische koningen stabiliteit boden en veel deden voor het herstel van de oude heiligdommen. Over het algemeen werden de kunsten in deze periode geïnspireerd door vroegere meesters; afhankelijk van iemands artistieke smaak kan men het een briljante Renaissance noemen of een zielloze imitatie.
De belangrijkste bron voor de verovering is de Overwinningsstela die gevonden werd in de tempel van Amun in Gebel Barkal. Hierin wordt verteld hoe Piye de twee heersers van Opper-Egypte onderwierp, verder trok naar Memphis, deze stad veroverde en tekenen van onderwerping ontving van de vorsten van Neder-Egypte, waaronder zijn voornaamste tegenstander, Tefnakht van Sais (Vierentwintigste dynastie). De gebeurtenis kan niet precies worden gedateerd; evenmin kan het de eerste betrokkenheid van Nubië bij Egyptische aangelegenheden zijn geweest, aangezien Piye’s verwante (zuster?) Amenirdis reeds was benoemd tot opvolger van de Godsvrouw van Amon in Thebe, een zeer belangrijke functie.
Shabaqo
Piye werd in 716 opgevolgd door Shabaqo, die mogelijk zijn broer was (de datum wordt betwist). In tegenstelling tot zijn voorganger was hij vaak in Egypte en verbleef hij waarschijnlijk in Thebe, waar hij het ambt van hogepriester, dat hij aan zijn zoon Horemakhet toekende, nieuw leven inblies. Er werd controle uitgeoefend over Neder-Egypte, maar deze was niet al te strak en de plaatselijke vorsten onderhielden contacten met de steden in Palestina en de Levant.
Shebitqo
Zijn opvolger, Shebitqo, erfde deze betrokkenheid bij het noordoosten, en was betrokken bij een grote oorlog tegen de Assyrische koning Sennacherib in 701. De Egyptische legers werden verslagen, maar konden voorkomen dat Sennacherib geheel Palestina innam; het kleine koninkrijk Juda behield zijn onafhankelijkheid, en Assyrië kon niet de gehele regio veroveren.
Taharqo
Taharqo is de bekendste van alle Nubische heersers. Hij werd in ca. 690 in Memphis tot koning gekroond en wijdde zich aan allerlei vreedzame werken, zoals de restauratie van oude tempels in zowel Egypte als Nubië en de bouw van nieuwe heiligdommen, zoals dat in Kawa. In februari/maart 673 werd een leger dat door de Assyrische koning Esarhaddon was gezonden, door de Egyptenaren verslagen, maar dit was het laatste van de Egyptische successen. In april 671 waren de Assyriërs terug, en deze keer veroverden zij Memphis (11 juli). Taharqo had de stad verlaten, maar zijn broer en zoon werden gevangen genomen.
In Neder-Egypte benoemde Esarhaddon de inheemse vorsten tot gouverneurs. Een van hen was Necho I, een afstammeling van Tefnakht, die resideerde in Sais in de westelijke Delta. Intussen vocht Taharqo terug, herbezette in 669 Memphis en dwong de vorsten tot onderwerping.
Alara | c.780-c.760 |
Maatra Kashta | c.760-c.747 |
Usermara Sneferra Piye | c.747-c.716 |
Neferkara Shabaqo | c.716-c.702 |
Djedkaura Shebitqo | c.702-c.690 |
Nefertumkhura Taharqo | c.690-664 |
Bakara Tanwetamani | 664-na 656 |
Dit lokte een derde Assyrische veldtocht uit, die werd afgebroken omdat Esarhaddon stierf. Hij werd opgevolgd door Aššurbanipal, die in 667/666 de vierde veldtocht voerde, Memphis innam en Thebe plunderde. Omdat de vorsten duidelijk onbetrouwbaar waren, koos de Assyrische koning een van hen die wel te vertrouwen was: Necho. Toen zijn opvolger Tanwetamani na de dood van Taharqo in 664 Memphis probeerde te heroveren (het onderwerp van de Droomstela), versloeg Necho hem, en hoewel hij in de strijd werd gedood, bleef de macht in zijn familie. Het was zijn zoon Psammetichus I, die Egypte verenigde, en slim genoeg was om de Assyriërs de indruk te geven dat hij hen nog steeds diende toen zij eenmaal gedwongen waren hun garnizoenen terug te trekken toen in Assyrië een burgeroorlog uitbrak (651-648).
Taharqo was de eerste Nubische koning die in een piramide bij Nuri werd begraven. Deze begraafplaats zou meer dan drie eeuwen worden gebruikt, hoewel de hoofdstad naar Meroe werd verplaatst.
Literatuur
- T.G.H. James, “Egypt. The Twenty-Fifth and Twenty-Sixth Dynasties” in: Cambridge Ancient History (tweede editie, 1991), vol.III, part two, pp.677-747
- Robert G. Morkot, The Black Pharaohs. Egypt’s Nubian Rulers (2000 London)
Nuri, Shabti of Taharqo |
Sanam, Tempel van Taharqo, Vier bavianen |
Karnak, Sfinx van Shepenupet II (godin vrouw van Amun) |
Hoofd van een blok beeld |
Geef een antwoord